De angsthaas en het ijskonijn

De angsthaas en het ijskonijn

 

De Angsthaas en het IJskonijn

 

Daar lopen ze samen, de Angsthaas en het IJskonijn, over een brede weg door het bos. Niets aan de hand, lijkt het. Geen vuiltje aan de lucht.

De zon schijnt, de vogeltjes fluiten, tsjilpen en tjoepen en de wind waait zachtjes door de zomerse bomen.

 

 Als de weg maar niet smaller wordt, zegt de Angsthaas, dan zien we de zon niet meer en dan wordt het zo eng in het grote bos. Al die bomen hebben akelige takken en...

 

Welnee, jò, zegt het IJskonijn, de bomen beschermen ons juist.

 

Dan zegt de Angsthaas: Maar achter elke boom kan een stroper staan of een andere enge man en je weet niet wat ze van plan zijn, ik ben zo bang als een wezel en als de weg straks smaller wordt, staan de bomen dichterbij en dan staat zo'n stroper ook dichterbij achter die bomen!

 

Het IJskonijn antwoordt: Wat maakt zo'n stroper nou toch uit, we hebben vier poten en die stroper maar twee en we kunnen allebei veel harder lopen dan zo'n waardeloze kerel.

 

Dan roept de Angsthaas: maar welke weg moeten we dan nemen? Ik zie nergens het hazenpad. Ik zie overal leeuwen en beren op de weg.

 

Wat ben jij toch een schijtlijster, zegt het IJskonijn.

 

De Angsthaas zeurt zenuwachtig: Wàs ik maar een schijtlijster, dan kon ik tenminste vliegen!, Die hoeft nergens bang voor te wezen. Die heeft makkelijk fluiten. Die vliegt zo lekker het enge bos uit. Als de weg nou eens doodloopt? Of als er een T-splitsing komt, of erger nog: een viersprong! Wat moeten we dan doen? Dan moeten we kiezen. Ik wil alleen maar het hazenpad kiezen en dat zie ik nergens, of had ik dat al gezegd? Iets anders kiezen is vreselijk moeilijk. We kiezen vast verkeerd.

 

Er kwam geen viersprong... ook geen T-splitsing... de weg liep ook niet dood...het was veel erger...De bosweg hield ineens op...ze stortten vele meters loodrecht naar beneden!

 

 De Angsthaas schreeuwde en het IJskonijn schreeuwde met hem mee, alleen een beetje zachter. Gelukkig kwamen ze op hun acht pootjes terecht.

 

 Het IJskonijn zei: Dit is een onaangename situatie. Hoe komen we eruit? Het is zo steil en zo hoog en het is ook nog hartstikke donker. Ik moet constateren dat we behoorlijk in de put zitten. Ik geloof zelfs dat ik niet alleen in de put zit, maar ook een beetje in de zenuwen.  Dit is écht bij de konijnen af. Nu mag je best bang zijn, Angsthaas!

 

Maar deze antwoordde: We hoeven eigenlijk helemaal niet zo bang te zijn. We zitten helemaal niet in de put. We kúnnen helemaal niet in de put zitten, want ik herinner me opeens dat Angsthazen en IJskonijnen helemaal niet bestáán !

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uit: Sprookjes van de Rijmer des Vaderlands