De driftkikker en de nachtmerrie

De driftkikker en de nachtmerrie

                                  

De Driftkikker en de Nachtmerrie

 

De Driftkikker was niet alleen driftig, maar ook erg nijdig, verschrikkelijk nijdig. Hij stond in een prachtig weitje, de zon scheen heerlijk, de insecten vlogen langs zijn lange tong, dus eten was er genoeg. Een paard stond verderop vredig te grazen. Alles was trouwens vredig. Hij wist niet waarover hij zich driftig kon maken. Dat maakte hem nu juist zo nijdig. Hij was zo nijdig als een spin.

 

Plotseling hoorde hij een zware stem: Help, help, ze nemen mij te grazen!

 

Het was de Nachtmerrie.

 

Waarmee kan ik je helpen? vroeg de Driftkikker, en zeg niet dat ik te klein ben om te helpen, want dan raak ik op tilt.

 

De Nachtmerrie zei: Ik sta lekker in de wei en als de zon schijnt word ik een beetje slaperig. En dan begin ik te dagdromen. Dat is voor een Nachtmerrie heel vervelend.

 

Wat dagdroom je dan?, vroeg de Driftkikker een beetje geïrriteerd.

 

Ik dagdroom meestal dat er enge mensen achter me aan zitten met stokken met scherpe punten en dan willen ze mij prikken. De Nachtmerrie barstte in tranen uit. Ik hoop dat ik nooit meer overdag in slaap val, boehoehoe, boehoehoe.

 

Wat huil jij gek, zei de Driftkikker die zich al beter begon te voelen, want hij wist dat hij weer lekker driftig kon worden.

 

Plotseling hinnikte de Nachtmerrie een kreet van schrik. Haar neusgaten werden twee keer zo groot en de ogen puilden bijna uit haar kop.

 

DAAR HEB JE ZE, BIJ DAT HEK, DAAR KOMEN ZE, riep zij. Ze wilde hard weglopen, maar kon uit angst geen stap verzetten.

 

De Driftkikker keek naar het hek. Een man en een vrouw klommen er heel langzaam overheen. Ze liepen ook langzaam, ze hadden zware rugzakken en ze hadden bergstokken in de hand. Maar ze kwamen wel dichterbij.

 

De Driftkikker zag dat de Nachtmerrie bijna in elkaar stortte van angst. Ze hinnikte luid: DOE IETS, DOE IETS!

 

De Driftkikker maakte zich lekker kwaad, nam een aanloop en sprong de voorste loper in het gezicht. De man schrok vreselijk van het gehinnik en de natte klap op zijn wangen en liep keihard naar de andere kant van de weide en klom snel over het hek.

 

Wacht even Gerrit, riep de vrouw, jij hebt al het eten bij je;  even later was ze ook aan de andere kant van het hek.

 

Dank je wel Driftkikker, zei de Nachtmerrie, je hebt mijn leven gered.

 

Het was niets hoor, zei de Driftkikker, maar droom voortaan alleen 's nachts.

 

Ik zal eraan denken, antwoordde de Nachtmerrie en zij maakte een vreugdedansje. Helaas stapte ze daarbij bovenop de Driftkikker. Die kon nog net even denken: nu weet ik hoe ik weer driftig kan worden.

Hij sprong heerlijk uit zijn vel en was hartstikke dood.

 

 

 

Uit: Sprookjes van de Rijmer des Vaderlands