De tikgeit en de zondebok

De tikgeit en de zondebok

    

De Tikgeit en de Zondebok

 

De Tikgeit keek mistroostig uit het raam en dacht eraan dat het morgen eender zou zijn als gisteren. Volgende week zou niet afwijken van verleden week en het leven vóór haar zou een afbrokkelende kopie zijn van het treurige bestaan dat ze achter de rug had. Ze wist als ik me nu omdraai en naar de muur kijk, verschijnen er zoals iedere avond dezelfde woorden: monotoon, slaapverwekkend, stoffig, dor en duf, bloedeloos. Haar eigen klaagmuur vatte haar hele leven met deze synoniemen samen.

Ze  was het meer dan zat. De godganse dag hetzelfde getik. Kwam er dan nooit iets anders uit die machine? Als ik nu eens blind ga tikken, dat doe ik anders nooit! Ze liep naar haar computer, sloot haar ogen en haar pootjes begonnen te tikken.

Er kwamen vanzelf zinnetjes op het scherm:

Als je tikkertje speelt, speel je geen verstoppertje. Dat vond ze maar een ogenschijnlijk diepzinnige opmerking, op één lijn met blindemannetje is geen krijgertje, daar kon je ook alle kanten mee op.

Kleine klokken zeggen tiktak. Wat moest ze daar nu mee? Fijn voor die klokjes, dacht ze. Die hebben tenminste afwisseling. Nog één zinnetje dan.

Moet je nog tikken na de dood en is er nog leven na het tikken?

 Geen idee, zei ze hardop.

Ze hád geen idee, maar ze kréég er wel een: als ze nu eens niet met haar voorpootjes ging tikken, maar met haar achterpootjes en dan bovendien nog gekruist? Doen, doen, hoorde ze van binnenuit iemand zeggen. Doe wel eerst die harige sokken uit!

Haar pootjes bonkten onwennig op het bord en na drie woordjes kreeg ze al kramp, maar de tekst was verrassend: dit had ze nog nooit getikt. Er stond in hoofdletters: ZOEK DE ZONDEBOK

Ze pakte het telefoonboek en vond ná de familie Zondaar en vóór de heer Zonderling de naam Zondebok. Verder stond er niets. Maar wel het nummer natuurlijk: 5665556. Gespannen tikte ze foutloos de cijfertjes. Natuurlijk allemaal vijven en zessen, dacht ze en ze dacht ook zou hij opnemen? en ze dacht ook nog: wat gek dat ik drie dingen tegelijk kan denken en toen kwam de stem:

U bent verbonden met het antwoordapparaat van de Zondebok. Hij is zelf niet thuis, dus ik neem even uw boodschap op; wilt u na de blaattoon, uw naam, uw adres, uw leeftijd en uw probleem inspreken? De Zondebok maakt snel contact. Goedenavond.

 Ze vroeg zich even af hoe het antwoordapparaat wist dat het avond was, maar al snel vertelde ze alles wat de Zondebok wilde weten. Ze smokkelde drie jaar met haar leeftijd en haar probleem vatte ze samen met:

Ik ben een tiktype en ik heb een typetic. Daar wil ik allebei van af.

De Tikgeit legde teleurgesteld de telefoon neer. Daar hoor ik nooit meer wat van, mekkerde ze zachtjes, maar daarin vergiste ze zich, want er werd gebeld. Aan haar buitendeur!

Dat is snel, riep ze en ze haastte zich naar de beller en waarachtig, daar stond hij: de Zondebok.

Haar eerste indruk was: hier staat een groot zorgenkind, een eeuwig piespaaltje, geen charismatische - dat vond de Tikgeit een prachtig woord - bok, geen geitenveroveraar, geen gespierde en intelligent ogende persoonlijkheid, maar het nerveuze, zielige, al wat oudere hangendeschouderstype dat verlegen afraffelde: Ik ben de Zondebok, ik imiteerde net m'n eigen antwoordapparaat, ik ben uw buurman, ik woon al jaren naast u, we kennen elkaar niet, maar dat is natuurlijk mijn schuld.

 De Tikgeit was stomverbaasd over deze woorden. Komt u binnen zei ze gastvrij

De Zondebok kwam schoorvoetend de kamer in en zei dankbaar: U bent de eerste die me heeft opgebeld in zeven jaar en ook de eerste die me binnenlaat. Overal word ik de geestelijke woestijn ingestuurd en niemand wil contact. Gelukkig belt u op. Dank u, dank u. Kan ik echt helpen?

De Tikgeit keek vertederd naar haar buurman. Die geestelijke woestijn begreep ze even niet, maar het klonk wel indrukwekkend. Ze vergat even dat zijzelf eigenlijk het probleem was en zei: Ga toch zitten, wilt u een eigengemaakt stukje kaas en een paar jonge slablaadjes? Er kwamen nu tranen in de ogen van de oude Zondebok, terwijl hij sprak: U bent te goed. Maar wat is eigenlijk uw kwestie?

De Tikgeit vertelde, vertelde en vertelde steeds maar hetzelfde en de Zondebok luisterde en luisterde en geen enkel moment voelde hij zich schuldig, dat hij nu zomaar in haar kamer zat. Zijn aanvankelijk doffe ogen begonnen te glanzen  en hij streek zachtjes met zijn pootjes langs haar geitensikje. Dit was haar op de zaak één keer eerder gebeurd en ze had ogenblikkelijk getikt: dit is ongewenste intimidatie. Iedereen was gaan lachen en zij had gehuild. Maar de aanraking van de oude bok ontroerde haar niet alleen, ze genóót er zelfs van.

En de Zondebok? Hij ging door, eerst aarzelend, maar al spoedig met volle overgave. Hij vond haar nog leuker dan alle blaadjes die hij in zijn zondige leven gesnoept had.

De volgende avond kwam hij weer en daarna weer en voortaan alle avonden. Hij werd iedere avond jonger en op de klaagmuur stond ineens

Ja , er is nog leven na het tikken.

Ik hoef niet meer te tikken na de dood, constateerde de Tikgeit met absolute zekerheid.

 

Uit: Sprookjes van de Rijmer des Vaderlands.