Het schoothondje en de snoezepoes

Het schoothondje en de snoezepoes

Het Schoothondje en de Snoezepoes

 

Het Schoothondje was boos, hartstikke boos.

Het leek zo'n leuke dag te worden: zijn baasje had zelf zijn lakschoenen aangetrokken en daarna had hij een prachtige roze strik tevoorschijn gehaald. Het Schoothondje wist: We gaan uit, we gaan naar buiten. Eerst een klein eindje lopen en dan fijn met de bus mee en dan heerlijk in de bus op schoot zitten. Het hondje had gedacht: Misschien rijden we wel tot het eindpunt. Dan zit ik even lang op schoot en dan duurt de terugweg ook lekker lang.

 Maar zo was het niet gegaan. Het baasje was al na drie haltes uitgestapt en gelijk naar een bakkerswinkel gewandeld en in die zaak had hij gevraag

Mag ik drie gebakjes met dat roze laagje en dat streepje slagroom?

Bedoelt u misschien drie tompoezen?, vroeg de bakker met z'n zware stem. Hij deed de roze gebakjes met gele vulling in een witte gebaksdoos.

Dat bedoelde het baasje en toen kwam het erge: ze stapten weer in de bus en het baasje nam niet hèm, maar de tompóezen op schoot. Het Schoothondje dacht: Nu moet ik hier gewoon stáán. Weet je wat? Ik stap lekker uit.

Nu stond het Schoothondje ontzettend kwaad met z'n pootjes op de straat te stampen, maar geen mens hoorde dat, want Schoothondenpootjes zijn heel zacht. Maar één hoorde het wel.

Het was de Snoezepoes.

Die had heerlijk liggen soezen in de vensterbank, want Snoezepoezen soezen graag. Plotseling hoorde ze tiktaktiktak... tiktaktiktak... tiktaktiktak... Dat waren geen drie kleine klokjes, maar het waren de vier pootjes van het schoothondje... tiktaktiktak..

Toen ze haar ogen open deed zag ze hem: een leuk boos hondje met een roze strik. Sommige hondjes worden leuker als ze zich kwaadmaken. Dan gaan de oogjes fonkelen. Daar hield de Snoezepoes wel van. Dus stapte ze op hem af en vroeg: Wat is er Schoothondje?

 Het hondje riep: Mijn baas rijdt naar huis met drie tompoezen op schoot en ík wil daar zitten!

Tompoezen, tompoezen? Wat zijn dat voor poezen?, vroeg de Snoezepoes.

Ze zijn roze en lekker gevuld, antwoordde het Schoothondje, ze zijn om op te eten. Dat leek de Snoezepoes wel wat, dus ze zei: Dan ga ik toch met jou mee naar huis en dan eten we snel die tompoezen op. Snoezepoezen zijn namelijk dol op alle poezen

Ze holden samen naar het huis van het baasje, dat al zenuwachtig bij de deur stond. Hij had een beetje slagroom op zijn kin.

Tien minuten later hadden het Schoothondje en de Snoezepoes óók een beetje slagroom op hun kin. Weer twee minuten later zat het baasje op zijn grote stoel. Ze waren alle drie heel gelukkig. Het hondje en het poesje likten elkaars kinnetjes af en ze zaten allebei bij hèm op schoot.

 

Uit: Sprookjes van de Rijmer des Vaderlands